Vandaag had onze reisleidster een tweede uitje voor ons gepland, een boottocht langs verschillende bezienswaardigheden. Om half 8 zouden we opgehaald worden door 1 van de 3 broers. Die niet kwam opdagen. Uiteindelijk hebben we maar een taxi gebeld die ons naar de steiger heeft gebracht (Leonsberg).
De eerste stop zou Nieuw-Amsterdam zijn. Dit was vroeger een fort en er was nu een openlucht museum. We dachten dat het wel even varen zou zijn, maar het was gewoon aan de overkant van de rivier. Het openlucht museum was jammer genoeg dicht, dus zijn we over de dijk gelopen, langs allerlei kanonnen. Uiteindelijk kwamen we, via allerlei krakkemikkige bruggetjes, begroeide paadjes en grasvelden, toch nog in het openlucht museum uit. Er viel niet heel veel te zien, maar het was toch leuk.
Nieuw-Amsterdam was verder een leuk klein dorpje met veel houten huisjes en natuur.
Het volgende programmapunt was: dolfijnen zoeken. Nu moeten jullie weten dat de Surinamerivier qua substantie/kleur nog het meeste op chocolademelk uit een koffieautomaat lijkt. De dolfijnen waren dus alleen te zien als ze uit het water waren, en uitgerekend de dolfijnen uit de Surinamerivier zijn geen springende Flippers. Michiel zag als eerste een dolfijn, en al snel zagen we er meer. Maar wat is het lastig om die beestjes op de foto te krijgen! Daar was ik wel even zoet mee.
Daarna zijn we doorgevaren naar Braamspunt, het punt waar de Surinamerivier en de Commewijnerivier de Atlantische Oceaan instromen. Het was eens oort vissersdorpje, waar veel vissers hun vangst te drogen leggen. Dat ruikt alles behalve fris. Toen we wat verder waren gelopen was de geur gelukkig niet meer te ruiken en hebben we genoten van het strand en de mangroven/begroeiing. Jammer genoeg was het zeewater net zo bruin als het water uit de rivier.
Het laatste punt waar we heen zijn gevaren was Frederiksdorp, een oude plantage. De tocht daarnaartoe duurde maar liefst anderhalf uur en we waren allemaal uitgehongerd toen we daar aankwamen. Gelukkig konden we daar iets eten (bami, witte rijst, groenten, kip, zuur). Michiel en ik hebben nog heel even rondgelopen over de plantage, maar we konden maar weinig herkennen. Er waren geen rijen gewassen (ik had me een soort boomgaarde voorgesteld) en er waren ook geen slavenhutjes meer. Wel een soort verroeste hijskraan. En het plantagehuis (waar de baas woonde).
De terugtocht ging sneller, we hadden de wind en de stroming mee. Bij de steiger stond de taxi al klaar en zijn we snel naar huis gegaan. Ondanks het feit dat het de grootste tijd bewolkt was geweest, zijn we toch flink verbrand. Mijn oren en mijn rug hebben flink te lijden gehad. Een koude douche en een verkoelende aftersun gaven wel verlichting.
's Avonds gegeten bij Dok 204. Dit lag aan de Surinamerivier. Jammer genoeg was het gebouwtje bij aankomst bezet door een josti-band (bleek later) en moesten we in de tuin zitten, waar een fris briesje stond. Het eten was wel erg lekker.
Er zijn nog geen reacties.